Termen in of over Cognac
Acquit – Acquit is het oude kwijtingsbewijs van 1872, deze was oorspronkelijk op rood papier gedrukt. Dit bewijs moest altijd en overal waar cognac vervoerd werd aanwezig zijn, ten bewijze dat de verschuldigde belasting betaald was.
Hierna kwam in 1903 het Acquit Blanc; hierop stond ook de oorsprong van het product gecertificeerd. De eaux-de-vie van vóór 1903 kon ook een Acquit Blanc krijgen, maar dan zonder herkomstgarantie; hiervoor werd de tekst van het oude rode acquit gebruikt dat nu op wit papier werd gedrukt. De lijst met eaux-de-vie met een Acquit Blanc zonder herkomstgarantie werd de Compte de Liquidation genoemd, omdat hij gedoemd was uit te sterven. Veel handelaren gaven de voorkeur aan eaux-de-vie van de Compte de Liquidation, omdat deze cognacs langer hadden gerijpt.
In 1929 werd ook de Acquit Blanc vervangen door het Acquit Jaune d’Or.
Tegenwoordig bestaat het acquit niet meer en is vervangen door het administratif d’accompagnement (Eng: the Community Accompanying Document)
Acquit Blanc – zie acquit
Acquit Jaune d’Or – zie acquit.
Aides – (vroeger: Aydes)Belastingvorm; Court des Aides is het Hof dat belast is met het berekenen van de belastingen; bestaat al sedert 1680.
Alcohol – Syn: ethanol of ethylacohol
Alcohol, van al-kuhul of al cohol of al kohl (Arabisch) al = de, hoehl = geest of ‘het fijne’.
Al-Kohl is de naam voor antimoonpoeder, zwarte stof door Arabische vrouwen gebruikt als oogmake-up.
De Arabieren beschikten over een goede kennis van het distilleren. Gedurende eeuwen hielden zij zich al bezig met het onttrekken van aroma’s uit planten en bloemen en zij brachten hun kennis naar Italië, Spanje en de Midi in Frankrijk. (P. Duplais)
De eerste alambieks dienden om oogmake-up te maken. Toen de Arabieren ook wijn gingen distilleren gaven ze vreemd genoeg deze zelfde naam aan het verkregen product: al khôl: verfijnde stof.
Alambic Charentais – syn. alambic à repasse; zie alambiek.
Alambiek – distilleerkolf; middeleeuws latijn alambicum naast ambicum, resp. met en zonder lidwoord al < arabisch al anbīq < grieks ambix (2e nv. ambikos) [kruik, pot].
De uitvinding van de alambiek wordt toegeschreven aan Maria de Jodin in de 2e eeuw, zoals beschreven door Zosimos van Panopolis. Maria is de oudst bekende westerse alchemist. Naar haar is ook de methode ‘au bain-marie’ vernoemd.
Zosimos, die in de 4e eeuw leefde, heeft als eerste een echt distilleerapparaat beschreven: een alambiek. Er wordt gezegd dat hij in een oude tempel in Memphis, Griekenland, er een gezien heeft die geheel gelijk was aan de toestellen die door Arabische chemici werden gebruikt en die middeleeuwse chemici ‘pelican’ noemden…
Aldehyde – één van de stoffen in cognac, een carbonylgroep met een H-atoom. Aldehyden hebben vaak een sterke geur (vanille, boter). Het zijn vluchtige stoffen die voorkomen in hars.
Alembic – zie alambiek
Angels share – Zie part des anges.
Angoumois – Vroegere provincienaam. Aunis vormde samen met Angoumois en Saintonge ongeveer de huidige departementen Charente en Charente-Maritime.
Année de la comète – Komeetjaar; 1811. Eng.: comet year. De komeet werd ontdekt door Honoré Flaugergues en wordt naar hem genoemd. Het jaar 1811 staat bekend als een zeer uitzonderlijk wijnjaar, maar ook als een zeer uitzonderlijk cognacjaar.
L’année des dames – 1914, het jaar dat veel mannen onder de wapenen waren geroepen en bijna alleen vrouwen oogsten en distilleerden. Staat als uitzonderlijk goed jaar bekend.
Arome – aroma; aangename geur die vrijkomt van de drank.
Assemblage – syn: marriage; eng: coupe, blend. Samenvoegen van cognacs van verschillende jaargangen en verschillende gebieden om de gewenste kwaliteit qua geur en smaak te verkrijgen. De term wordt ook gebruikt om het eindproduct van het assemblageproces mee aan te duiden.
Aunis – Vroegere provincienaam. Aunis vormde samen met Angoumois en Saintonge ongeveer de huidige departementen Charente en Charente-Maritime.
Balzac – vroeger toegepaste druivensoort voor cognac.
Baril – (Eng) barrel. Vat
Barrique – Okshoofd; vat of fust van 250-300 L; Eng: hogshead.
In de praktijk van Cognac: tussen 205 en 305 L (meestal rond 225 L).
Barrique Rousse – vat of fust van meer dan 7 jaar oud.
Bassiot – vat met koud water waarin de vloeistof in de serpentin kan afkoelen; Eng: condenser.
Bec – snavel, snuit; deel van de helm (chapiteau) van de stookketel.
Belastingen – Vormen van belasting op cognac:
Vroeger: droits des Aides, vanaf 1680;
Vanaf 1872 : Acquit; vanaf 1903 acquit Blanc;
Vanaf 1929 Acquit Jaune d’Or.
Blanc-Ramé – druivensoort in cognac; synoniem: Meslier St.-François. Indien ze nog vóór 18-9-2005 zijn aangeplant, mogen ze worden gebruikt tot uiterlijk de oogst van 2020.
BNIC – Bureau National Interprofessional du Cognac. Bestaat sinds 1946 en is voortgekomen uit het Bureau de Repartition des Vins et Eaux-de-Vie.
Bois à Terroir – Eén van de zes crus van de appellation Cognac (6e Cru). Syn.: Bois Ordinaires.
Bois Communes – Niet meer in gebruik zijnde benaming voor Bois Ordinaires. Vroeger is een tijdlang onderscheid gemaakt tussen Bois Ordinaires en Bois Communes, waarbij Bois Communes de 7e cru was. Dit is reeds lang verlaten.
Bois Ordinaires – Eén van de zes crus van de appellation Cognac (6e cru). Syn.: Bois à Terroir.
Boisé
1. houtsnippers om rijpingsproces te versnellen (geeft houtsmaak en –kleur af); kan ook in poedervorm, schaafsel of infusion zijn.
2. cognac die teveel naar hout smaakt.
Bonbonne – Syn: dame-jeanne; (Eng: Demijohn). Grote fles, meestal van glas; tussen 5 en 60 L inhoud. Vaak met een mand er om heen.
Bonne-chauffe – Syn.: deuxième chauffe ; tweede distilleergang, tweede stook.
Bon Bois – Eén van de zes crus van de appellation Cognac (5e cru).
Borderies – Eén van de zes crus van de appellation Cognac (3e cru), klein gebied, gelegen ten noorden van Cognac.
Borderie betekende in het oude Frankrijk métairie; een klein bedrijf met een pachter; een pachtboerderij; een groep gebouwen van bedrijfjes en woonhuizen in gebruik door pachters.
(Volgens Parvulesco: naam komt van talloze bossen en bosschages die de wijnen tegen de wind beschermden.)
Bouilleur de cru – Volgens het franse belastingstelsel is een bouilleur de cru een eigenaar, boer, pachter of wijngaardenier die wijn, cider, peren, kersen, lie’s, pruimen en andere pruimachtige vruchten distilleert of laat distilleren die uitsluitend van zijn eigen oogst afkomstig zijn.
(zie ook:
http://www.laterredecheznous.com/news/fullstory.php/aid/1776/Bouilleurs_de_cru_:_la_r_E9glementation.html).
Bouilleur de profession – professioneel distillateur die voor anderen distilleert of die wijnen koopt om te distilleren en de eau-de-vie vervolgens weer verkoopt.
Bouquet – Het geheel van geuren die vrijkomt uit de cognac.
Brandewijn – gebrande wijn; eau-de-vie.
Brandy – afgeleid van het Nederlandse brandewijn wat gebrande wijn betekent.
Brouillis – Het te gebruiken deel (hart) van 1e distillatiegang (andere delen worden vaak ook nog wel gebruikt, maar niet zonder opnieuw een eerste distillatiegang); ruwspiritus.
Bureau de Repartition des Vins et Eaux-de-Vie – Opgericht op 5 januari 1941 (arrest). Voorloper van BNIC.
Cagouillard – Slak; benaming voor de bewoners van Charente.
Cépage – gecultiveerde druivensoort.
Chai – Chai is het regionale woord voor quai, wat werf of kade (kaai) betekent; de vertaling naar kelder is daarom niet correct. De chai’s zijn ook altijd bovengronds en van oudsher vaak aan de kade gelegen. Een betere vertaling is daarom opslagplaats of magazijn.
Opslagplaats voor cognac om te ouderen (rijpen).
Champagne – Grande Champagne en Petite Champagne; gebieden in de cognacregio, zo genoemd omdat deze streken vooral uit velden bestaan, in tegenstelling tot de Bois (Fins Bois, Bons Bois en Bois Communes) die overwegend uit bosgebied bestaat; van het Italiaanse Campania (veld).
De cognac uit de Grande Champagne wordt ook wel premier cru genoemd. Petite Champagne is de tweede cru.
Chapiteau – Helm (kap) van de cucurbite of chaudière (zie daar) in de vorm van een olijf, een ui of het hoofd van een Moor (Fr.: tête de Maure; Eng.: Turban).
Charente 1. Rivier. 2. Departement, genoemd naar de rivier de Charente.
Etymologisch gezien zijn er twee mogelijke verklaringen voor het woord:
1.afgeleid van het Keltische “carat”, wat vriend betekent. De Charente zou de ‘bevriende’ rivier zijn van de bewoners aan haar oevers.
2.afgeleid van de pré-Keltische wortel “caranto”, wat zand betekent. De Charente zou een rivier zijn met zandige oevers.
Charente-Inférieur – Vroegere benaming van het departement Charente-Maritime.
Chaudière – Eng. pot still. Distilleerketel die van boven uitloopt in de chapiteau (helm), gemaakt van koper. Syn: Cucurbite.
Chauffe-de-vin – syn. voor premier chauffe (zie daar).
Chauffe-vin – voorverwarmer bij het distillatieproces.
Coeur – het middelste deel van de distillatie; komt na de têtes en vóór de secondes. Eigenlijk alleen gebruikt voor het middelste deel van de bonne chauffe, maar soms wordt de term ook bij de première chauffe gebezigd.
Cognac – 1. Eau-de-vie uit Charente, genaamd naar de stad Cognac. 2. Plaatsnaam van een stad in Charente, naamgever van de eau-de-vie met dezelfde naam.
De naam zou verwijzen naar een domein van de familie Connius. Het achtervoegsel –ac betekent ‘huis van’.
Col de cygne – zwanenhals ; gebogen koperen pijp die van de chapiteau naar de condensor loopt en daar overgaat in de serpentin (zie daar).
Colombard – druivensoort voor cognac ; wordt tegenwoordig nog slechts zelden gebruikt.
Comet year – Zie Année de la comète ; 1811.
Compte – leeftijdsaanduiding voor cognac. Compte 1: 1 jaar oud, gerekend vanaf het einde van de distillatieperiode (1 april van het jaar volgend op de oogst); etc. Compte 0 wordt gebruikt voor eaux-de-vie gedurende het eerste jaar op vat, gerekend vanaf het einde van de distillatieperiode.
Compte 00 wordt gebruikt voor eaux-de-vie vanaf het moment van productie tot de datum 1 april is bereikt.
Compte 6 is de hoogste in gebruik zijn de compte. Dit zal in 2018 veranderen: vanaf dat jaar zal compte 10 de hoogste compte worden.
Compte de liquidation – Tijdelijk in gebruik geweest zijnde lijst rond 1903; de eaux-de-vie op deze lijst hadden een acquit blanc 1872 (ook wel acquit de liquidation genoemd) bewijs, wat betekende dat er wel controle van de staat was geweest op de eaux-de-vie, maar niet op de precieze herkomst van deze eaux-de-vie. Vóór 1903 was die controle door de staat er niet, vanaf 1903 wel. Vóór 1903 was er het acquit, gedrukt op rood papier; vanaf 1903 het acquit blanc.
Condenseur – zie refrigerant.
Congeners – Stoffen die behalve water en ethanol in het distillaat zitten en die er smaak en geur aan geven. Het zijn onder andere esters, zuren, aldehyden, furfural en hogere alcoholen. Eng: congenerics.
Coupe
1. afkappunt bij distillatieproces: wanneer het alcoholpercentage voldoende is gedaald, stopt men met opvangen van ‘le Coeur’. Wat daarna komt wordt apart gehouden. Soms wordt de term ook gebruikt bij het afkappunt van de ‘têtes’.
2. een assemblage of blend, zie bij assemblage.
Croix-Marron, Jacques de la – Chevalier Jacques de la Croix-Marron is een ridder die werkelijk bestaan heeft rond 1600 (afkomstig uit Segonzac) en die ook een boek op zijn naam heeft staan: La Muse catholique, in twee delen: Libre Arbitre en l’Eucharistie.
Volgens een legende zou hij de dubbele distillatie hebben uitgevonden.
Tijdens een nachtmerrie droomde hij dat Satan hem wou doden door zijn ziel te stelen door deze te koken. Toen dat niet lukte, bleef hij de ridder dreigen om hem opnieuw te koken. De la Croix-Marron ontwaakte plotseling en had het gevoel dat deze droom meer betekende dan het leek. Hij dacht dat hij de wijn tweemaal moest koken om de ziel van de wijn er uit te onttrekken.
Cru – Vertaald betekent cru groei of gewas (komt van croître). Dus premier cru betekent zo ongeveer: eerste of beste kwaliteit gewas.
Vaak heeft cru relatie met de bodemsoort; dus bodemsoort met het oog op kwaliteit van het geproduceerde gewas. Eng: growth.
Het heeft tegenwoordig in cognac de betekenis van een bij wet gedefinieerd kwaliteitsgebied van de cognacregio. De indeling in cru’s is ontstaan op basis van onderzoek door Henri Coquand die vaststelde dat (de kwaliteit van) de bodemsoort bepalend was voor de kwaliteit van de eau-de-vie.
Cognac kent zes verschillende cru’s: grande champagne, petite champagne, borderies, fins bois, bons bois, bois ordinaires ofwel bois à terroir.
Cru-kaarten
1861 eerste schets door Lacroix
1887 Mouchet
1909 M. Guillon (bij het decreet van 1 mei 1909)
1938 bijlage bij de wet van 1938 (zie Gilles Bernard: formation des crus de cognac).
Cucurbite – Syn: chaudière. (Letterlijk: pompoen); vat waarin de wijn wordt verwarmd; (stook)ketel. Eng. Pot.
Cuve – vat.
Cuvier – vat.
Dame-jeanne – Zie bonbonne. Ook: Dam Jean. Eng: Demijohn. De naam komt van het Arabische Damaschan.
Distillation – destillatie (distillatie) van de-stillare: vanaf druppelen, naar beneden sijpelen/druppelen; oorspronkelijk is in het Nederlands destillatie de voorkeursspelling, maar waarschijnlijk ten gevolge van het in zwang raken van Engelse termen (ook omdat veel literatuur in het Engels is), wordt steeds vaker distillatie als term gebruikt.
Distillation Charentais – Het distillatieproces volgens de methode die in Charente toegepast wordt: een dubbele distillatie, met koperen ketels en naakt vuur (een vlam). Distillatie van wijn ontstaat in Frankrijk pas eind 13e, begin 14e eeuw. Elders in Europa wordt wijndistillatie al veel eerder toegepast.
Droits d’Aides – zie Aides.
Eau ardente – Vuurwater; oude benaming voor gedistilleerde dranken.
Eau de vie – levenswater; term voor gedistilleerde dranken. In Cognac noemen producenten hun Cognac vaak liefkozend eau de vie.
Ook de gedistilleerde wijn die nog geen cognac mag heten, omdat hij nog geen twee jaar gerijpt heeft, wordt eau-de-vie genoemd.
Elevage – rijpingsproces van cognac; opvoeding.
Empyreume – Delamain: een verfoeilijke en koppige geur die ontstaat uit organische stoffen in de wijn, wanneer deze op te heftig vuur wordt verhit.
Encépagement
1. Term voor het geheel van druivensoorten die in een blend worden gebruikt.
2. Gebruikt om het geheel van druivensoorten aan te duiden die in een gebied (of wijngaard) zijn aangeplant.
Esprit de vin – wijngeest; zuivere alcohol.
Ethylalcohol – Syn: ethanol; alcohol. Is de alcohol in de drinkbare sterke drank.
Faible – Ander woord voor ‘petite eau’, zie daar.
Fermentation – het gistingsproces waarbij druivensap onder invloed van enzymen wordt omgezet in wijn (vorming van alcohol).
Fine
1. komt van eau-de-vie fine; gebruikt voor eau-de-vie met recht op een appellation
2. toevoeging bij een appellation van cognac
fine grande champagne: 100% cru grande champagne
fine petite champagne: 100% cru petite champagne
fine champagne: minimaal 50% cru grande champagne en voor de rest petite champagne
fine fins bois: 100% cru fins bois etc.
Fins Bois – Vierde cru van Cognac.
Flegme – vaak giftig bestanddeel, dat aan het begin van de distillatie ontstaat.
Delamain: flegmes zijn dampen die het eerst aan de alambiek ontsnappen en die men voortdurend probeert te elimineren vanwege de doordringende en onaangename smaak die ze aan de eau-de-vie afgeven. (= heads and tails); Eng: phlegme.
Foezels – stoffen die je juist niet in het distillaat wilt hebben (o.a. methylalcohol, amylalcohol, butylalcohol).
Folignan – druivensoort voor cognac; ontstaan uit een kruising tussen Folle Blanche en Ugni Blanc.
Folle Blanche – druivensoort in gebruik voor cognac.
Foudre – vat met zeer grote inhoud: 50-300 HL. Hierin worden de cognacs tot een coupe gemengd.
Fourneau – oven, vaak van steen. Eng.: furnace.
Fût – 1. (Wijn)vat van ca. 350 L. 2. Stam van een boom van boven de wortels tot waar de takken beginnen.
Futaille – vat (syn voor fût).
Gabare – (Gabarre); platte schuit voor vervoer van Cognacvaten over de Charente.
Gabelle – Zout-belasting die tot 1790 geheven werd.
Grand Cru – kwaliteitsaanduiding van cognac en betekent hetzelfde als premier cru of grande champagne.
Grande Champagne – Syn. Premier cru; gebied binnen cognac waar de beste kwaliteit cognac wordt geproduceerd (beste grondsoort voor cognac).
Greffer – Enten, zie porte-greffe.
Groie – Term voor een bepaalde kwaliteit van grond die in Charente veel voorkomt; niet zozeer klei- of leemachtig, maar kalkachtig en vol stenen. Geschikt voor wijnbouw. Vaak: ‘terres de groie’.
Gueux – geuzen; naam die bewoners van Charente zichzelf graag geven: gueux, glorieux et gourmand (in andere streken zeggen bewoners dat ook wel van zichzelf, bijv. de Bourbonnais, Bourbonne, oude benaming voor Allier).
Jurançon (Blanc) – Druivensoort voor cognac; zelden gebruikt. Syn. François Blanc. Indien vóór 18-9-2005 aangeplant, mogen ze worden gebruikt tot uiterlijk de oogst van 2020.
Lie – Bezinksel van gegiste druiven. Eng: lees.
Lignine – organisch bestanddeel in hout; wordt tijdens het rijpingsproces vooral omgezet in diverse vanilleachtige stoffen.
Limousin – belangrijke regio voor hout voor cognacvaten. Gelegen ten Oosten van de cognacregio.
Maison de Cognac – cognachuis; aanduiding voor een onderneming die zich commercieel met cognac bezig houdt.
Manches – Mengingen die als basis worden gebruikt. Eng: batches.
Marriage – Menging van cognac van verschillende herkomst en jaargangen. Eng: blend.
Maitre de chai – Hoofd van de opslagplaats; vaak vertaald met keldermeester; hoofd-proever.
Methylalcohol – Komt vooral mee in de voorloop; giftige alcohol. Syn: methanol.
Mildiou – meeldauw; een ziekte van druiven.
Meslier St.-François – synoniem voor Blanc-Ramé, zie daar.
Montils (Blanc) – druivensoort in gebruik voor cognac; wordt zelden toegepast.
Muid – Vat. Vroeger ca. 280 L. Tegenwoordig tussen 500-650 L.
Napoléon – leeftijdsaanduiding; minimaal 6 jaar.
Ouillage – Het regelmatig bijvullen van de houten wijnvaten waarin de wijn ligt te rijpen om het verdampingsverlies te compenseren.
Paradis – deel van de chai waar de oudste cognacs opgeslagen liggen; vaak al in Dame-Jeannes.
Part des Anges – de jaarlijkse verdamping van eau-de-vie (cognac) die op fusten ligt te rijpen in opslagplaatsen (chai’s). Ongeveer 3-5% jaarlijks; dat is zo’n 10-12 miljoen flessen per jaar in heel cognac. Eng: angel’s share.
Petite Champage – 2e cru; gebied binnen cognac waar de op éé na beste cognac wordt geproduceerd (op één na beste grondsoort).
Petite-eau – zwakke eau-de-vie, aanzienlijk minder dan 40%; gebruikt om alcoholpercentage omlaag te brengen door sommige huizen (in plaats van gedistilleerd water).
Phlegme – zie flegme.
Phylloxera – druifluis die verantwoordelijk was voor de phylloxera crisis in de jaren ca. 1872-1880 waardoor 80% van de wijngaarden verloren ging.
Volledige naam: Phylloxera Vastatrix.
Pineau de Charentes – Versterkte wijn (strikt genomen voldoet hij niet aan de criteria voor versterkte wijn, maar wordt meestal wel zo genoemd). Gemaakt van vers geperst druivensap (most; nog niet vergist), versterkt met cognac. Circa 3 delen most met 1 deel cognac. Er bestaat witte, rode en rosé Pineau de Charentes.
Pipe – Syn. Refrigerant. Condensatievat waardoorheen de serpentin loopt.
Pipe de cognac houten vat van circa 600 L.
Porte-greffe – Onderstam waarop de wijnplant (ugni-blanc, folle blanche etc.) wordt geënt. Meestal een hybride van Amerikaanse wijnplant die resistent is tegen Phylloxera en een Europese vorm. De onderstam is het deel van de wijnplant dat in de aarde zit.
Pot Still – Engelse term voor chaudière, zie daar.
Premier chauffe – eerste distillatiegang waarin de wijn wordt gedistilleerd tot brouillis.
Preuve de la Hollande – Test om de kwaliteit van de alcohol mee aan te geven: boven of onder een bepaald percentage alcohol.
Queues – Staartdeel van distillatiegang = naloop; zowel bij premier chauffe als bij de bonne chauffe. Eng: tail.
Rancio – smaakbeschrijving: smaak van boter en paddestoelen met accenten van gedroogd fruit en tonen van rozijnen en noten. Cognac krijgt een rancio-smaak na een lagering van meer dan 25 jaar.
Rechauffe-vin – syn. Chauffe-vin, zie daar. (niet te verwarren met chauffe-de-vin).
Rectificer – zuiveren van alcohol, rectificeren; alcohol scheiden van andere stoffen.
Réfrigerant – (syn.: pipe (de refroidissement), condenseur); condensor(-ketel); ketel met koud water waardoorheen een spiraalvormige buis loopt zodat de alcoholdampen condenseren.
Repasse
1. het proces van dubbele distillatie (alambic à repasse). à repasse (double distillation)
2. het product van de tweede distillatie.
Saccharomyces cerevisiae – Gistcellen.
Saintonge – Vroegere provincienaam. Aunis vormde samen met Angoumois en Saintonge ongeveer de huidige departementen Charente en Charente-Maritime.
Sauvignon (Blanc) – druivensoort die vroeger wel voor cognac werd gebruikt; deze is tegenwoordig niet meer toegestaan.
Seconde – komt na de coeur van de bonne chauffe; (niet bij premier chauffe). laatste product van de distillatie waarin nog alcohol aanwezig is.
Vaak wordt nog onderscheid gemaakt in secondes en queue; dan is queue het laatste staartje van de secondes.
Sélect Blanc – Druivensoort, kruising tussen Ugni Blanc en Jurançon Blanc. Indien vóór 18-9-2005 aangeplant, mogen ze worden gebruikt tot uiterlijk de oogst van 2020.
Sémillon (Blanc) – druivensoort voor cognac; wordt zelden toegepast.
Serpentin – Spiraalvormige buis die door de refrigerant loopt waarin de opgevangen dampen afkoelen en condenseren.
St. Emilion – synoniem voor Ugni Blanc druif.
Sur lie – met bezinksel.
Tails – Engels voor queues, zie daar.
Tannine – stof die voorkomt in de pitten en steeltjes van druiven en in hout; belangrijk voor de smaak en kleur in cognac.
Terroir
1. bodem, grond, bodemsamenstelling
2. gebied waar landbouw bedreven wordt
3. Ook gebruikt in de smaakbeschrijving: goût de terroir is een bijzondere smaak die hetzij aan het karakter van de grond te danken is hetzij nogal eens aan de mest die gebruikt is en die de finesse van de eau-de-vie wegneemt.
Têtes – Eerste deel van distillatiegang, voorloop; zowel bij de premier chauffe als bij de bonne chauffe wordt een têtes onderkend (voorloop). Eng: heads.
Tierçon – Houten vat van 530-560 L.
Tonne – Vat.
Tonneau – Groot fust of vat van 10-1000 HL, meestal gebruikt voor de assemblage (het blenden).
Tegenwoordig grofweg synoniem voor foudre.
Tonellerie – Kuiperij. (Eng: cooperage).
Topette – kleine schep van glas met lang handvat om proefmonsters uit het vat te scheppen.
Torula Compniacencis Richon – schimmel die groeit op de opslagplaatsen van cognac en deze een zwart aanzien geven; door dr. Richon in 1881 geïdentificeerd en genaamd. (Syn.: Baudoinia Compniacensis Richon, Torula Cognacensis Richon)
Trebbiano – Italiaanse benaming voor de Ugni Blanc druif.
Tronçais – belangrijke regio voor houtwinning voor cognacvaten.
Ugni Blanc – meest gangbare druivensoort voor cognac; bekende synoniemen: St. Emilion; Trebbiano.
Vendange – het jaarlijkse oogsten. Eng: vintage.
Vigne – 1. wijnstok. 2. wijngaard
Vigneron – wijnboer
Vignoble – 1. wijngaard. 2. wijngebied
Vin – wijn
Vinification – wijnbereiding
Viticulteur – wijnbouwer
VS – leeftijdsaanduiding; minimaal bestaande uit cognac van compte 2.
VSOP – very superior old pale; leeftijdsaanduiding; minimaal bestaande uit cognac van compte 4.
XO – extra old; leeftijdsaanduiding; minimaal bestaande uit cognac van compte 6. (Vanaf 2016 zal dat veranderen en moet de minimale leeftijd in een XO 10 jaar zijn (compte 10).
Reacties
Terminologie — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>