Wetgeving merken
Op 23 juni 1857 wordt de eerste Wet aangenomen op het gebied van het merkenrecht. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid een merk te deponeren, hetzij middels een naam, hetzij middels een onderscheidend merkteken. Hennessy en Hine behoren tot de eersten die hier in 1864 gebruik van maken.
Wetgeving rond transport en herkomst van cognac.
Zoals alle commerciële waar werd ook cognac al in de 17e eeuw belast. Eén van de belangrijkste methoden was om de goederen te belasten op het moment dat ze vervoerd moesten worden. Voor de uitvoering daarvan was het systeem van de Aydes in het leven geroepen. Zij inden deze belastingen en men ontving vervolgens het ‘Acquit’, het bewijs dat er betaald was.
Op 27 maart 1872 werd het Acquit bij decreet vastgelegd als een ‘titre de transport’. Op dit document werd echter niet de geografische herkomst van het product vastgelegd.
Dit veranderde in 1903. Op 31 maart van dat jaar werd het Acquit Blanc in het leven geroepen voor de producten waarvan de regering de herkomst kon garanderen. Voor producten waarvan de regering dat niet kon, bleef het oude Acquit bestaan, maar dat werd op rood papier gedrukt en kreeg de term Acquit Rouge. Het Acquit Blanc had nu ook een Wettelijke status.
In de opslagplaatsen van de handelaren werd de eau-de-vie in deze twee categorieën verdeeld.
Een onverwacht gevolg hiervan was dat een tijdlang de cognacs met een Acquit Rouge veel meer in trek waren dan die met een Acquit Blanc, ook al was de herkomst van de cognacs met een acquit rouge niet gegarandeerd. De reden daarvoor was natuurlijk dat de cognacs met een Acquit Blanc veel jonger waren dan die met een Acquit Rouge.
Deze beide acquit’s werden bij transport naar het buitenland ingenomen, zodat deze garantie van echtheid niet de buitenlandse kopers bereikte.
Op 4 augustus 1929 kwam er een nieuwe wet. Deze introduceerde het Acquit Jaune d’Or. Een acquit dat op goudgeel papier was gedrukt en dat veel meer duidelijkheid verschafte omdat de herkomst van het product er veel specifieker op was aangegeven. De andere twee Acuit’s (Blanc en Rouge) werden afgeschaft. Het Acquit Jaune d’Or bestond uit drie delen, waarvan de buitenlandse kopers er één kregen.
Wetgeving rond authenticiteit van cognac
Inmiddels was bij Wet van 1 augustus 1905 betreffende het terugdringen van fraude en bedrog aangaande de echtheid van het product bepaald dat deze met gevangenzetting bestraft kon worden. Dus vanaf nu is niet alleen de herkomst wettelijk gegarandeerd, maar ook de authenticiteit. De authenticiteit of echtheid heeft betrekking op de verwerkte grondstof.
Vervolgens werd bij Wet van 1907 verordonneerd dat er geen enkele substantie aan de producten toegevoegd mocht worden die de samenstelling en de smaak kon veranderen. Maar de eau-de-vie mocht wel gezoet en gekleurd worden (binnen aangegeven grenzen).
In de Wet van 1 mei 1909 werd de regio afgegrensd waar de producten de appellation cognac mochten voeren. Deze Wet ging vergezeld van een kaart die was getekend door wijnbouwinspecteur M. Guillon, naar voorbeeld van de kaart van Mouchet uit 1887. Deze kaart gaf de buitenste begrenzingen van de cognacregio aan.
Op 30 november 1938 wordt deze Wet aangevuld met een opsomming van de departementen, de arrondissementen en de cantons die binnen deze regio vallen. Ook worden enkele gemeenten bij naam genoemd binnen cantons die niet in zijn geheel tot de regio cognac gerekend mogen worden. (overigens worden de regio’s al in de Wet van 13-1-1938 vastgelegd, waar elke gemeente die er binnen valt met naam wordt genoemd.)
Met de Wet van 6 mei 1919 werd bepaald dat iedere persoon of bedrijf juridische stappen kon ondernemen indien er bedrog was gepleegd met de appellation cognac.
Bovendien werd in deze Wet onderstreept dat de spiritualiën volledig in één streek en van één Cru afkomstig moesten zijn om voor de appellation in aanmerking te komen die voor die regio en voor die cru zijn voorbehouden. Dit hield dus in dat alle cognac voortgekomen moet zijn van wijn die in de streek cognac is verbouwd en gedestilleerd moet zijn in de regio cognac en dat dit gehele proces onder scrupuleuze controle van de Staat is gebracht.
Voor een verdere garantie van de kwaliteit van het product werden op 22 juli 1927 (gepubliceerd op 27 juli) de druivenrassen die voor cognac gebruikt mochten worden, bij Wet voorgeschreven. Alleen werd volstaan met voor te schrijven dat slechts die druivenrassen mochten worden gebruikt die door wettelijke en lang bestaande lokale gebruiken algemeen erkend waren. Hiermee werd wel een einde gemaakt aan het gebruik van de mengvormen (hybride druivenrassen) die weliswaar een grotere opbrengst hadden, maar die een product van inferieure kwaliteit opleverde.
Wet van 20 februari 1928 (publicatie 24-2-1928): legalisering van de term ‘Fine’. Het woord ‘fine’ mag alleen worden gebruikt voor eau-de-vie van wijn of van cider die wordt vergezeld van een geografische appellation van de wijnbouw of ciderteelt en dient om een eau-de-vie of een cider aan te duiden die exclusief van de aldus aangeduide regio afkomstig is.
Wetgeving in relatie met het buitenland.
Tijdens de conferentie van Madrid op 14 april 1891 was het principe erkend dat appellations van wijnproducten geen generieke betekenis konden hebben, met andere woorden: een product dat in een andere land of gebied was nagemaakt, mocht niet de naam hebben van een product waar een appellation voor gold. Dus mocht een brandy uit cognac, gemaakt van Ugni Blanc en gedestilleerd volgens de methode Charentaise, cognac heten, maar mocht een brandy uit bijvoorbeeld Spanje die ook van Ugni Blanc was gemaakt en op dezelfde manier gedestilleerd dat niet.
Nu werd dit principe door de contractlanden zeer slecht nageleefd. Ze hadden het idee er zelf geen belang bij te hebben, terwijl het principe toch ook van toepassing was op de producten uit die landen.
In eerste instantie werd dit akkoord slechts door een handvol landen getekend. Maar Frankrijk heeft zich in de decennia daarna steeds beijverd om steeds meer landen tot ondertekening van het akkoord over te halen. Helaas zijn er nu nog steeds enkele landen die het akkoord niet hebben ondertekend.
Wetgeving over productiemethoden en precisering van de regio’s
Op 15 mei 1936 ziet een belangrijke Wet het levenslicht, waarin de appellation d’origine controlé de Cognac voor het eerst wordt vastgelegd en waarin enkele zaken rond de productiemethode gedetailleerd worden voorgeschreven; tevens worden ook weer de cru’s genoemd en de te gebruiken druivenrassen.
- betreffende de herkomst van de wijn: deze dient in het gebied van de appellation geoogst en gedestilleerd te zijn.
- er worden zeven cru’s genoemd : Grande Champagne, Petite Champagne, Borderies, Fins Bois, Bons Bois, Bois Ordinaires et Bois à Terroirs. Tevens wordt ‘Fine Champagne’ als appellation controlé onderkend.
- de volgende cépages worden toegestaan: Ugni blanc, Folle blanche, Colombard, Blanc-ramé (syn. Meslier-Saint-François) , Jurançon blanc, Montils, Sémillon.
- ook toegestaan: Sélect voor maximaal 10%.
- er mag geen suiker aan de wijn zijn toegevoegd.
- het gebruik van een continu-pers met een schroef van Archimedes wordt verboden.
- de dubbele destilllatiemethode (methode Charentaise) is verplicht.
- de eau-de-vie mag maximaal 72% alc. bevatten.
- de stookketel mag alleen op ‘naakt vuur’ worden verhit.
- de ketel die voor de tweede stook (bonne chauffe) wordt gebruikt mag niet groter zijn dan 35 HL en mag met niet meer dan 25 HL worden gevuld.
- de ketel voor de eerste stook mag maximaal 140 HL zijn en met maximaal 120 HL worden gevuld.
- bij verkoop aan de consument moet de eau-de-vie met een appellation cognac minimaal 40% alc zijn.
- de wijn moet voor 31 maart van het jaar volgend op het jaar van de oogst zijn gedestilleerd; wijn die na deze datum wordt gedestilleerd mag niet de appellation cognac hebben.
Op 13 januari 1938 worden de sous-appellatons bij Wet vastgelegd: Grande Champagne, Petite Champagne, Fine Champagne, Borderies, Fins Bois, Bons Bois. Merk op dat er geen sous-appellation voor Bois Ordinaires en Bois à Terroirs wordt toegestaan. Ook opvallend is de term ‘Fine Champagne’ daar deze niet op één specifieke herkomst duidt, maar op een menging van alleen Grande en Petite Champagne.
In het Décret van 16 juni 2011 staan in principe alle wettelijke bepalingen die in het verleden zijn vastgelegd met enkele wijzigingen of toevoegingen die er in de loop der tijden in zijn gekomen:
- appellation controlé de Cognac met zijn geografische beschrijving: departementen, arrondissementen, cantons en zo nodig gemeentes.
- aanvullende geografische bepalingen: Grande Fine Champagne, Grande Champagne, Petite Fine Champagne, Petite Champagne, Fine Champagne, Borderies, Fins Bois, Bons Bois, Bois Ordinaires en Bois à Terroirs: alle gemeentes met uitzondering van de Bois Ordinaires en Bois à Terroirs die geen sub-appellation mogen voeren.
- De toegestane druivensoorten: colombard B, folle blanche B, montils B, sémillon B, ugni blanc B; tevens folignan B met een maximum van 10% in een menging. Jurançon blanc B, meslier saint-françois B en sélect B zijn slechts toegestaan voor wijngaarden die al voor 18 september 2005 waren aangeplant. Zij zijn toegestaan tot en met de oogst van 2020.
- Verplichtingen ten aanzien van de wijngaard:
– Dichtheid van beplanting per hectare (min. 2200)
– De rijen maximaal 3,5 meter uit elkaar
– Jaarlijks snoeien is verplicht; de methode van snoeien is vrijgelaten
– Maximaal 80.000 ‘yeux par hectare’ (knoppen per Ha)
– Eau-de-vie van druiven mag pas cognac genoemd worden twee jaar na 31 juli van het jaar van aanplanting. - verplichtingen ten aanzien van de destillatie:
– het destilleren moet is maximaal toegestaan tot 31 maart van het jaar volgend op de oogst;
– dubbele destillatie in de regio is verplicht;
– de alambiek moet zijn samengesteld uit een ketel (chaudière) boven een ‘naakt vuur’, een helm (chapiteau), een zwanenhals (col de cygne), eventueel een voorverwarmer (chauffe-vin), en een spiraalvormige buis (serpentin) met een condenseerketel (appareil réfrigérant);
– Behalve de chauffe-vin dient de apparatuur van koper te zijn gemaakt;
– De chaudière is maximaal 30 Hl en mag tevens maximaal met 25 Hl worden gevuld; dit geldt voor de tweede stook;
– Voor de eerste stook mag maximaal een chaudière van 140 Hl worden gebruikt die maximaal tot 120 Hl beladen mag worden;
– Het stoken gebeurt verplicht met naakt vuur;
– De eau-de-vie mag niet meer dan 72,4% alc. (bij 20°C.) bevatten;
– enkele overige bepalingen:
- tijdens het vervoer van de oogst mag geen gebruik worden gemaakt van centrifugale pompen;
- bij het persen mag geen Archimede-pers worden gebruikt;
- bij het gisten mag geen enkele verrijking worden toegepast;
- de wijn die gedestilleerd wordt moet tussen 7 en 12% alc. bevatten.
Wetgeving over leeftijden
Vanaf 15 oktober 1924 geldt er een verplichting, opgelegd door de directie der indirecte belastingen dat de leeftijden (comptes) van eaux-de-vie van één jaar, twee jaar en drie jaar oud bijgehouden moet worden. De aanleiding daarvoor was de eis van Australië dat een leeftijdscertificaat werd afgegeven door de Regering. Tot dan toe waren de leeftijdscertificaten altijd door de Burgemeester van de stad verstrekt.
Tussen 1925 en 1940 zijn er een aantal wijzigingen op deze regelgeving en de controle daarop geweest, maar het bleef in de praktijk erg moeilijk om een sluitende controle te realiseren. In de oorlogsjaren verwaterde de controle op leeftijden helemaal.
Het arrest van 20 februari 1946 draagt de controle op leeftijden van eau-de-vie de cognac over aan het BNIC. In dit arrest is ook vastgelegd dat de leeftijd van een coupe (een blend) bepaald wordt door het jongste element in deze coupe.
Vanaf deze datum geldt ook de door het BNIC opgelegde verplichting om een register bij te houden waarin alle eau-de-vie’s met leeftijd en herkomst staan opgetekend.
Op 27 oktober 1953 wordt door het BNIC bepaald dat de aanduidingen VO, VSOP, Réserve alleen gebruikt mochten worden voor cognac met een compte 4 en de aanduidingen Extra, Napoléon en Vieille Réserve voor cognac met een compte 6.
Dit werd in 1955 nog eens bekrachtigd. Overigens wordt compte 6 pas in 1979 officieel van kracht.
In dit jaar, 1955, veranderde ook de datum waarop de leeftijden met één jaar ouder werden van 1 september, het begin van de oogsttijd, tot 1 april, het einde van de periode waarop wordt gedestilleerd.
In 1962 werden de single-vintage cognacs in de ban gedaan, met uitzondering voor de cognacs die in Engeland werden gerijpt en met uitzondering van enkele cognachuizen die hun documentatie goed op orde hadden en daarmee de herkomst van hun eaux-de-vie wat betreft jaar en district konden bewijzen. Dat gold voor Croizet-Eymard, Delamain en Hine. Deze beperking werd in 1987 weer ingetrokken.
Op 20 september 1967 wordt het comptes-systeem door het BNIC uitgebreid waarbij ook compte 00 precies omschreven wordt (zie bij leeftijden). Er bestaan nu zeven comptes: 00-0-1-2-3-4-5.
Vanaf 1 april 1979 bestaat compte 6 voor de eaux-de-vie van zes jaar en ouder.
23 augustus 1983: Het BNIC besluit (Décision du commissaire du Gouvernement près le BNIC) tot de volgende kwalitatieve leeftijdscategorieën, gebaseerd op de jongste leeftijd van een eau-de-vie die in de blend aanwezig is:
- VS (Very Special) minimaal 2 jaar op vat gelegen (ook wel 3 sterren)
- VSOP (Very Superior Old Pale of Very Special Old Pale), minimaal 4 jaar
- XO (Extra Old) minimaal 6 jaar
Tussen 1994 en 2000 worden vervolgens de comptes 7 t/m 10 geïntroduceerd. Een en ander is vastgelegd in het Arrêté van 27 juli 2003.
Reacties
Ontwikkeling van wetgeving — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>