Snoeivormen

Er bestaan zeer veel snoeivormen! Wat de cognacregio betreft zijn de Guyot en de Cordon de Royat wel de belangrijkste. Ook bestaat er een kleine kans dat je de Globelet nog tegenkomt.
De snoeivormen kunnen worden ingedeeld naar lengte (lang versus kort), stamsnoei versus sporensnoei, hoog of laag.

Hoog of laag.
Spreekt voor zich. De keuze hiertussen heeft gevolgen voor de efficiëntie van het onderhoud en het plukken, dat wil zeggen: kun je er goed bij of niet. Ook heeft het gevolgen voor het effect dat de warmtestraling van de grond (in de zomer) en de vrieskou van de grond (in de winter) op de plant heeft.

Lang of kort.
Dit zegt iets over de lengte van de takken die men kweekt en dan met name het aantal ogen dat er op zit.

Stamsnoei of sporensnoei.
Stamsnoei wil zeggen dat er geen permanente takken zijn, al het tweejarig hout wordt weggesnoeid op één van de sterkste na. Alleen de stam is ouder dan een jaar, maar verder is de draagtak het oudst en die is nooit meer dan een jaar oud.
Sporensnoei wil zeggen dat er geen jaarlijkse vervanging van de draagtak is. De draagtak is dus ouder dan een jaar en vaak dik en knoestig.

De globeletvorm is een korte sporensnoeivorm. In principe kan de globelet zowel hoog als laag worden gekweekt, maar in de praktijk is hij bijna altijd laag. Uit de stam laat men een aantal hoofdtakken groeien die als de vingers van een hand omhoog wijzen, alsof je er zo een beker in zou kunnen plaatsen (globelet = beker). In zuidelijker mediterrane landen komt hij nog veel voor. Daar is het warmer en is de kans op vorstschade beduidend kleiner.

De cordonvorm, die voluit cordon de Royat heet, is genoemd naar het stadje Royat in het departement Puy-de-Dôme. Hij bestaat in een enkele vorm, cordon simple, en een dubbele vorm, cordon double, wat alleen maar wil zeggen dat hij één of twee ‘brancares’ heeft (leggers). De leggers van de cordon de Royat zijn permanent. De zijtakken van deze leggers worden ieder jaar tot twee of drie ogen teruggesnoeid. Uit deze ogen groeien dan de nieuwe twijgen waar de trossen aan komen. Deze vorm behoort dus ook tot het type sporensnoei.

Links is een Cordon simple afgebeeld. Jaarlijks worden alleen de verticale scheuten weggesnoeid. De legger wordt daarom ieder jaar dikker en houtiger.

De Guyot-vorm is genoemd naar de 19e eeuwse Franse arts Jules Guyot die hierover in 1860 in een tijdschrift publiceerde. De snoeivorm lijkt qua uiterlijk zeer sterk op de cordon-vorm, maar de leggers worden ieder jaar weggesnoeid. Het is dus een vorm van stamsnoei.

Hier is links een afbeelding van een Guyot simple. Jaarlijks wordt de gehele legger, die hier verticaal naar links groeit, weggesnoeid. Uit de courson (1) zijn ook twee scheuten gegroeid. De bovenste, dus hier de middelste (1a), wordt de nieuwe legger en de onderste (1b) wordt tot op twee ogen teruggesnoeid en wordt de nieuwe courson.

Hoe ontstaat nu zo’n Guyot of cordon vorm?
Het eerste jaar wordt de wijnstok geplant, begin mei. Er zullen mogelijk al één of enkele takken aan groeien (afbeelding links-onder). Deze worden meteen weggesnoeid, zodat er één tak overblijft met twee of drie ogen (afbeelding rechts-onder)

Die zomer zullen er opnieuw enkele takken uit de wijnstok gaan groeien (afbeelding links-onder). In juli worden die op zo’n 1,5 meter hoogte getopt (net onder de bovenste spanlijn). Deze worden in de winter weggesnoeid, op één mooie tak na die 60 cm hoog blijft (tot net onder de onderste spanlijn; afbeelding midden: van wat weggesnoeid wordt zijn de bladeren wit gemaakt). Hierop worden 3 ogen bewaard aan het einde. Deze tak wordt geleid langs de verticale paal en gaat deel uitmaken van de stam van de wijnplant (afbeelding rechts-onder).

    

In die lente-zomer (van het tweede jaar) groeien hier weer enkele scheuten uit (afbeelding links-onder). De beste drie tot vier hiervan worden later in de zomer ook weer getopt net onder de bovenste spanlijn. Wanneer je een Guyot-simple wilt dan worden bij het snoeien in februari-maart van het derde jaar de beste twee bewaard: een langere met vijf knoppen, de hoogste, en een korte met daarop twee knoppen (afbeelding rechts-onder). De langere wordt de legger en deze wordt op een warme dag verticaal geleid. Uit de korte zullen twee scheuten ontspringen die het er opvolgende jaar gaan dienen als legger en als coursonne.

       

Wil je daarentegen een Guyot double, dan bewaar je drie scheuten. Twee worden er lang gesnoeid met vijf knoppen en de onderste kort, met drie knoppen. De twee langere worden de leggers.

In de zomer van dat derde jaar groeien er scheuten uit de leggers die omhoog worden geleid (afbeelding links-onder), waaraan de druiventrossen zullen ontstaan (afbeelding rechts-onder).

     

Na deze eerste drie jaar is de vorm er. De taille de formation is gerealiseerd. De jaren daarop vindt de taille de fructification plaats. De  legger die vrucht heeft gedragen (afbeelding links-onder: 1) wordt in zijn geheel weggesnoeid (1a). Uit de courson zijn twee nieuwe ranken ontstaan. De bovenste (2) wordt de nieuwe legger en de onderste (3) wordt op twee ogen teruggesnoeid (3a) om de nieuwe courson te worden. Rechtsonder de afbeelding met het resultaat.

     

Het is overigens ook mogelijk om ieder jaar af te wisselen tussen groei naar links en naar rechts. Dit is ook het principe van de Guyot-Poussard (zie hieronder). Er worden twee takken bewaard: één tak met een legger en een courson (de rechter tak op de afbeelding) en een korte tak met alleen een courson (de linker tak). Dit wordt ieder jaar links en rechts afgewisseld.

Ten slotte zijn er nog variaties mogelijk zoals een dubbele Guyot-Poussard.

Behalve het snoeien van de vorm, die hierboven uitgebreid is beschreven, vindt er nog veel meer snoeiwerk plaats: hechtrankjes worden weggesnoeid, scheuten die in de oksels van blaadjes ontstaan (gourmandes) worden weggesnoeid. Ook veel knoppen en bladeren worden weggeknepen (uitnijpen) of ge-ebourgeonneerd. De scheuten die mogen blijven groeien worden meestal wel op een bepaalde lengte getopt. Het aantal trossen wat mag groeien wordt ook sterk beperkt door simpelweg een aantal trossen al vroeg weg te knippen. Door al dit snoeiwerk wordt bereikt dat er per tak maar 1 of 2 trossen groeien, maar vooral dat al de sappen naar deze paar ranken en trossen kunnen gaan zodat ze sterk en groot worden en druiven met veel smaak geven. Zonder deze maatregelen krijg je een druivelaar met kleine druifjes die zuur blijven.

(Lexicon van het snoeiwerk.)