Hieronder staan foto’s van de drie belangrijkste variëteiten die voor cognac worden gebruikt.
Wanneer je in Charente bent en dus bijna alleen Ugni blanc, Folle blanche en Colombard wilt onderscheiden, dan zijn dit de makkelijkste kenmerken: Ugni blanc heeft lange trossen, Folle blanche heeft hele diepe U-vormige laterale lobben en Colombard heeft beide kenmerken niet, namelijk korte trossen en ondiepe lobben.
Blad en druiven van de Ugni Blanc.
Als ze jong zijn hebben ze gele bladeren en in de zomer zijn ze groot en oneffen van kleur. De bladeren hebben drie of vijf lobben. De sinus waar het blad aan de steel zit is licht open en heeft vaak overlappende lobben die middelmatig lang getand zijn.
Iets dikker laagje met platliggende haartjes aan onderkant van het blad.
Opvallend lange trossen, ronde druiven die roze verkleuren als ze ouder worden. De druiven zijn relatief klein en bevatten veel sap.
Blad en druiven van de Folle Blanche.
Bloeit al vroeg is daardoor gevoelig voor nachtvorst. Bekend om zijn hoge opbrengst.
Heeft in volwassen vorm vijf lobben, diepe laterale U-vormige sinussen die aan de basis open zijn, de centrale sinus is gesloten of met licht overlappende lobben, kort getand met convexe zijden (spitsboogstijl).
Onderzijde heeft een lichte laag platliggende haartjes en een dikke laag opstaande haartjes.
Middelgrote ronde druiven.
Blad en druiven van de Colombard.
Het blad heeft drie grote lobben met kleine tanden en een grote open V-vormige petiolaire sinus (waar het blad aan de steel zit). Dun laagje platliggende en opstaande haartjes aan de onderkant.
Middelgrote druif, ietwat cilindrisch van vorm, met saprijke pulp.
Vanwege het vroege uitlopen van de plant is hij gevoelig voor vorst in het voorjaar.