Er zijn vele soorten schimmels die ziekte kunnen veroorzaken bij de druivenplant. Sommige schimmels tasten eerst en vooral de druiven aan, andere de bladeren en weer andere het hout. Maar meestal kunnen ze wel alle onderdelen van de plant infecteren. |
De meeste schimmels hebben een porte d’entree nodig. Vaak zijn dat beschadigingen die ontstaan zijn door snoeien, door hagelstormen, door aanvreten enzovoorts, maar soms ook gewoon omdat de plant al verzwakt is bijvoorbeeld door onvoldoende voeding. |
De schimmels die de druiven aantasten worden vaak ‘rot’ genoemd: bitterrot, zwarte rot, grijze rot en zo meer. Bunch rot en anthracnose zijn termen die in het Engels en Frans vaak worden gebezigd. Bunch betekent tros en anthracnose is een van oorsprong Grieks woord en betekent houtskool (anthrax) ziekte (nosis). De Fransen hebben de neiging om alle bunch-rot ziekten anthracnose te noemen, terwijl de naam anthracnose in andere landen gereserveerd wordt voor de ziekte die specifiek door de schimmel Elsinoë ampelina wordt veroorzaakt. |
Schimmels die de bladeren aantasten valse en echte meeldauw, maar ook roetdauw en roodvuur. In het Frans: mildiou, oïdeum, fumagine en rougeot. |
Ziekten die het hout aantasten werden vroeger vaak ‘dode arm’ of ‘zwarte dode arm’ genoemd. Hoewel deze benamingen nog steeds worden gebruikt is het nu gangbaar om deze ziekten Grapevine trunk disease te noemen of Bot canker of ook wel Grapevine decline syndrome. Er zijn veel soorten schimmels die tot deze ziekte kunnen leiden. Als één van de Botryosphaeria schimmels de oorzaak is, wordt het ook wel Botryosphaeria canker genoemd. In het Engels is er de naam ‘dieback’ voor takken die aan het uiteinde beginnen af te sterven en waarbij het proces steeds verder naar de stam oprukt. Enkele voorbeelden zijn Esca, Eutypiose en Diplodia cane dieback. |
Eigenlijk zijn de namen dead arm, black dead arm en dying arm verouderd, maar ze worden nog steeds veel gebruikt. |
Een andere veel gebezigde naam is Excoriose. Letterlijk betekent het vervelling en het duidt op beschadigingen op de takken. Vroeger werd gedacht dat deze ziekte door de Phomopsis viticola werd veroorzaakt en ook leidde tot black dead arm. Tegenwoordig weten we dat het twee verschillende ziektes zijn met twee verschillende veroorzakers: de Bot canker door Botryosphaeria dothida en de Phomopsis cane blight door Phomopsis viticola. |
Het gebruik van namen van ziekten en ziekteverwekkers is internationaal nog niet heel goed geregeld, zoals uit de bovenbeschreven voorbeelden blijkt. Daar zijn een aantal logische redenen voor aan te voeren: veel ziektes lijken erg op elkaar, bij veel ziektes kunnen meerdere verschillende schimmels worden aangetroffen en er worden nog steeds nieuwe schimmelsoorten ontdekt. Ook kunnen sommige ziektes door een en dezelfde schimmel worden veroorzaakt zoals Botryosphaeria dothidea die zowel kan leiden tot Macrophoma rot als tot dieback-ziekte. |
Franse naam | Engelse naam | Nederlandse naam | Ziekteverwekker | synoniemen | kenmerkend zieke deel | voornaamste kenmerken | status |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Fumagine | sooty mold | roetdauw | schimmel die groeit op excrementen van luizen | blad | zwarte kleverige laag op bladen | ||
Rougeot parasitaire; le brenner | angular leaf scorch | roodvuur; rode brand | Pseudopeziza tracheiphila; Pseudopezicula tetraspora | blad | rode vlekken op blad | ||
Mildiou | downey mildew | valse meeldauw | Plasmospora viticola | Peronospera | blad | bovenblad gele olieachtige vlekken, onderblad grijze schimmelpluis; Grijze schimmelpluis op de druiven | zeer frequent en veel schade |
Oïdium | powdery mildew | echte meeldauw; witziekte | Uncinula necator; Erysiphe necator | Oïdium Tuckerii | blad | witte schimmelpluis | zeer frequent |
Esca (lichte vorm, bladvorm); esca betekent zwam | black measels | Phaeoacremonium aleophilum; Phaeomoniella chlamydospora; Fomitiporia mediterranea | blad, druif | bladeren krijgen blauwe marmerachtige vlekken; tak sterft af | weinig frequent | ||
Verticilliose | Verticillium dahliae; Verticillium albo-atrum | blad | Lichte vorm: gelige of roodachtige vlekken soms met necrotisch centrum; bloemen of vruchten zijn uitgedroogd; ernstige vorm: apoplexie van de takken | ||||
Coître; rot blanc; maladie de la grêle | hail disease; livid rot; white rot | scheut- en bladziekte | Guignardia diplodiella, Coniothyrium diplodiella | Conielle diplodiella | blad, stelen | jonge scheuttoppen verkleuren gelig; bessen krijgen puistjes die bruin worden en de bes doet uitdrogen; ontstaat vaak na hagelbuien | wijdverbreid |
Phomposis cane blight and leaf spot (wordt in Frankrijk ten onrechte nog steeds excoriose genoemd) | cane blight and leaf spot, cane spot; fruit rot disease; vroegere naam: dead arm | Phomopsis viticola | Sphaeropsis viticola; Diaporthe viticola | blad/stelen en hout | vlekken op bladeren en laesies op scheuten en takken; laesies kunnen samensmelten en barsten doen ontstaan. | wijdverbreid; leidt tot beperkte schade. | |
Pourriture grise (moisissure grise) | grey mould disease; Botrytis bunch rot (and blight); grey mold (Am.) | grijze rot; vruchtrot | Botrytis Cinerea; Botryotinia fuckeliana | druif | bruine vlekken en later grijs schimmelpluis op vruchten; bladeren krijgen bruine vlekken, ook bloemknoppen worden aangetast (De nobele rot van Sauterne druiven is ook grijze rot) | frequent; veel schade | |
Pourriture noir | black rot | zwarte rot | Guignardia bidwelii | Botryosphaeria bidwellii | druif | vruchten verrimpelen en kleuren zwart, vallen af; ook alle groene weefsels worden ziek | frequent; veel schade |
Anthracnose | bitter rot | bitterrot | Greeneria uvicola | Melanconium fuligineum (verouderd) | druif | geeft bittere smaak aan druiven; vooral het rijpende fruit gaat rotten, niet de onrijpe vruchten; ook ranken, stelen en bladeren worden ziek. | niet in Frankrijk |
Ripe rot | Glomerella cingulata; Botryosphaeria ribis | Colletotrichum gloeosporioides | druif | tast rijpende vruchten aan die bedekt worden met zalmkleurige tot roze sporen; soms vallen de druiven af. | wrsch. niet in Frankrijk | ||
macrophoma rot | Botryosphaeria dothidea | druif | donkere plekken op de druiven die leiden tot waterige rotting; minder plekken dan ripe rot en sour rot; vel van druif laat makkelijker los | ||||
Anthracnose (i.e.z.) | birds eye; black spot | kanker, brandvlekkenziekte | Elsinoë ampelina | Gloeosporium ampelophagum; | druif | scheuten en druiven krijgen vlekken en druiven blijven zuur; bird's eye op druiven; scheuten, bladstelen en bladeren zijn ook aangedaan | niet veel voorkomend |
Pourriture acide | sour rot; sour bunch rot | diverse schimmels, oa. Alternaria, Aspegillus, Cladosporium, Rhizopus, Penicillium, sommige gisten en de bacterie Acetobacter. | druif | zachte waterige rotting van de druiven met azijngeur | |||
Esca "apoplexie", houtvorm; Esca betekent zwam | Esca "apoplexie" | Phaeoacremonium aleophilum; Phaeomoniella chlamydospora; Fomitiporia mediterranea | hout | tak sterft snel af | weinig frequent | ||
Eutypiose | Eutypa dieback; dying arm disease; dead arm disease | Eutypa lata | Eutypa armeniacae | hout | zijtakken sterven af | weinig frequent | |
Chancres à Botryosphaeria, Diplodia, Excoriose (verouderd) | Grapevine trunk disease; Diplodia cane dieback; bunch rot, excoriose (verouderd), black dead arm | zwarte dode arm ziekte | Botryosphaeria australis, B. dothidea, B. lutea, B. obtusa, B. parva, B. rhodina, B. sarmentorum, B. stevensii and B. viticola | Diplodia (telemorf); Neofusicoccum parvum | hout | Kleine zwarte vlekjes op de jonge takken; takken die in elkaar groeien; verblekingen op de jonge takken; op blad kleine heldergroene plekjes soms met necrotisch middelpunt; ernstig aangedane bladeren kunnen vallen. Vruchten kunnen soms verwelken; necrotische wigvormen in hout waardoor zijtakken afsterven | |
Fusariose | Stambasisrot, wortelrot | Fusarium | hout | Verrot hout overgroeid met wit tot witrose schimmelvlokken | niet in Frankrijk | ||
Maladie du pied noir; gangrène | Black-foot disease | Cylindrocarpon liriodendri (=anamorph); Fomitiporia mediterranea; Phaeomoniella chlamydospora; Phaeoacremonium aleophilum; cylindrocarpon macrodidynum; cylindrocarpon destructans | Ilyonectria liriodendri; Neonectria liriodendri | hout | Verzwakt de plant en leidt tot de dood; Bruinzwarte necrose op de entstok; Uitbotten blijft uit of zwakke bladgroei; wortels groeien niet diep of paralel aan de bodem; vaak ontstaat een tweede niveau van wortles waardoor de plant nog een korte periode langer kan leven. | ||
Pourridié | oak rot fungus | honingzwam | Armillaria mellia | hout | Schors valt uit elkaar; zwammen aan de basis van de plant ter hoogte van entstam |